Hieronder vindt u uitleg over diverse technieken die bij het bakken van een vlaai gebruikt worden.
Voor vlaaien van linzendeeg gelden enkele afwijkende technieken, zie hiervoor het basisrecept voor linzenvlaai.
Volg voor het maken van gistdeeg de volgende werkwijze.
|
Een goede rijs is belangrijk voor een goed eindresultaat.
Strooi wat bloem in de kom en leg de bol deeg erin.
Dek de kom af met een iets vochtig gemaakte doek.
Zet de kom dan op een warme plaats. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden:
|
Het deeg moet rijzen tot de dubbele omvang.
Hoe lang deeg moet rijzen, is afhankelijk van diverse factoren: de temperatuur, hoeveelheid gist etc.
Vet de bakvorm licht in, vooral in de rand.
Dit kan door hem met een kwastje met olie te bestrijken of door er met keukenpapier wat boter op te wrijven.
Er zijn ook speciale spuitbussen te koop die het invetten gemakkelijk maken.
|
Bekleed de ingevette vorm met het deeg op de volgende manier.
|
Eenmaal in de vorm, moet het deeg opnieuw rijzen.
Zet het op een warme plaats totdat de dikte verdubbeld is.
Na de narijs kan de vulling worden aangebracht (zie het recept voor de bereidingswijze van de vulling).
Is het een fruitvulling, bestrooi de bodem dan eerst met paneermeel.
Anders trekt het vocht uit het fruit in de bodem en wordt het deeg niet gaar en krokant.
Is het de bedoeling dat er een raster (of een gesloten deksel) op de vlaai komt, maak dan meer deeg: ongeveer 50% extra.
Wie een hulpmiddel voor het maken van een raster (een ruitvormduwer) heeft, kan het beste eerst het raster uitdrukken.
De deegruitjes die overblijven kunnen dan nog in de bodem verwerkt worden.
Handmatig een raster maken kan ook. Rol het deeg uit (zoals hierboven beschreven) tot een dunne lap, die voldoende groot is om reepjes te maken van de doorsnee van de vlaai.
Snijd reepjes zo dik als u wilt.
Rol voor een deksel het deeg uit tot een (zeer) dunne lap, die groot genoeg is om de hele vorm te bedekken.
Bevochtig de rand van de vlaai met water en breng het raster/deksel aan.
Trek niet aan het deeg: bij het bakken zal het iets krimpen zodat het loslaat.
Druk het goed aan op de rand van de vlaai en rol met de deegrol het overstekende deeg af.
Laat een vlaai met deksel nog even rijzen en verleng de baktijd met een paar minuten.
Door de vlaai voor het bakken af te strijken krijgt deze een mooiere bruining.
Hiervoor kunnen verschillende producten worden gebruikt:
|
Vlaai wordt op hoge temperatuur gebakken (220 graden). Iedere oven die deze temperatuur haalt is geschikt.
Controleer wel of de aangegeven temperatuur ook echt wordt gehaald met een oventhermometer.
Gebruikt u een niet-geventileerde oven, dan moet de oven worden voorverwarmd en wordt de vlaai in het midden van de oven gebakken.
Bij een geventileerde (convectie-)oven is voorverwarmen niet nodig en kan de vlaai op elke positie in de oven gebakken worden.
De baktijd is ongeveer 25 minuten.
De vlaai is gaar als de rand bruin is en loslaat van de vorm. Het deeg moet stevig aanvoelen.
Haal de vlaai na het bakken direct uit de vorm en plaats deze op een rooster om af te koelen. Dan kan de bodem uitdampen en blijft deze stevig.
Met een losse bodem is het een koud kunstje de vlaai uit de vorm te krijgen: verwijder de vormrand en schuif de vlaai van de bodemplaat op het rooster.
Heeft de vorm een vaste bodem, dan kan deze er met een pannekoekmes uitgehaald worden. De vlaai kan ook uit de vorm gewipt worden.
Bewaar de vlaai in een koele ruimte, maar niet in een koelkast. Laat de vlaai voor het serveren op kamertemperatuur komen.